Onder de paarden zijn Welsh pony's beslist allrounders! Ze zijn niet alleen robuust, maar inspireren ook met veeleisende oefeningen.
Ras:
Welsh Pony
Indeling:
Sectie A, B en C: Pony / Sectie D: Klein Paard
Stokmaat:
Sectie A: tot 122 cm; Sectie A: tot 122 cm; Sectie D: 137-155 cm
Uiterlijk:
varieert enigszins per sectie, maar ze hebben allemaal gemeenschappelijke kenmerken – edel hoofd, goed gevormde hals, sterk gespierde en gewelfde rug, stevige hoeven, sterk fundament.
Kleur va de vacht:
alle kleuren, niet gevlekt
Karakter:
mensgericht, vriendelijk, vurig maar evenwichtig temperament
Tred:
elastische, royale bewegingen
Oorsprong:
Groot-Brittannië, Wales
Verspreiding:
wereldwijd
Geschikt voor:
vrijetijds- en dressuurrijden, mennen
Wist u al dat? Naast de A-, B-, C- en D-secties is er ook de Welsh-Partbred. Deze categorie omvat alle pony's met een Welsh-bloedpercentage van ten minste 12,5%. Trouwens, veel succesvolle sportpony's in Duitsland zijn Welsh-Partbreds.
Naast de Shetlandpony's behoren de Welsh pony's tot de meest populaire rijpony's in Duitsland. Deze uit Wales in Groot-Brittannië afkomstige dwergen zijn vanwege hun vriendelijke karakter populair als rijpony's voor kinderen en jongeren. Ze zijn erg mensgericht en kunnen een hechte band met hun ruiter ontwikkelen. Als u eenmaal het vertrouwen van deze goedmoedige dieren hebt gewonnen, kunt u uitkijken naar een vriendschap voor het leven. Er wordt gezegd dat ze een vurig temperament hebben, maar Welsh pony's missen de eigenzinnigheid die typisch is voor deze dieren. De Welsh Mini's maken indruk met hun evenwichtige en bijzonder sociale karakter. Bovendien zijn de intelligente dieren uiterst prestatiegericht en slaan ze als dressuur- en wedstrijdpony's een goed figuur, zelfs in moeilijke oefeningen. Maar niet alle Welsh pony's zijn hetzelfde qua karakter en uiterlijk. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende secties, die zijn ontstaan met de oprichting van het verband van de Engelse fokkerijen in 1901.
De kleinste Welsh pony's behoren tot de Welsh-A-sectie. Ze bereiken een maximale hoogte van 1,22 meter en behoren daarmee tot de kleinste ponyrassen überhaupt. De Welsh-A is het oorspronkelijke ras waaruit alle andere secties zich hebben ontwikkeld. De dwergen, ook bekend als Welsh Mountain Pony’s, werden oorspronkelijk gebruikt als pony's in de mijnen van het berglandschap in Wales. Daarvoor moesten ze erg robuust zijn – een eigenschap die ze tot op de dag van vandaag hebben behouden. Deze viervoeters, die bereid zijn te werken, worden gekenmerkt door een uiterst vaste tred en een groot uithoudingsvermogen. Hun attente aard maakt hen perfecte rijpony's voor kleine kinderen. Dankzij hun uitstekende rijkwaliteiten maken Welsh-A ook als koetspony's een blijvende indruk. In tegenstelling tot typische pony's zien zij er bijzonder elegant uit met hun fijn gemodelleerde hoofd, hun grote, vriendelijke ogen en hun zijdeachtige lange vacht. De middelmatig lange hals gaat over in een sterke, gebogen rug. Ze hebben een brede borst en sterke benen. Verdere kenmerken zijn een goede ribwelving en een grote diepte van het zitvlak.
Pony’s uit de sectie B zijn iets groter en bereiken een hoogte van maximaal 1,37 meter. Dit type is ontstaan door het kruisen van Welsh Mountain Pony’s met Arabieren en Engelse Volbloeden. Door het hoge aandeel aan oosters bloed zijn hun basisgangen van nature heel goed ontwikkeld. Ze hebben ook een aangeboren talent om te springen en worden vaak gebruikt in wedstrijden. Deze schattige allrounders zijn veelzijdig en vooral populair bij kinderen en jongeren. Er moet echter op gewezen worden dat er twee types zijn binnen de Welsh-B – terwijl het ene type wordt gekenmerkt door zijn evenwichtige karakter en compacte basis, is het andere iets eleganter, maar ook veel temperamentvoller.
Welsh Pony Cobs behoren tot sectie C en presenteren zich met een zeer gespierde bouw en een maximumhoogte van 1,37 meter. In tegenstelling tot de Welsh-B, zijn de Welsh-C echter veel compacter en zwaarder gebouwd. Naast Arabieren hebben zij ook koudbloedpaarden als voorouders, want in het begin van de 20e eeuw wilde men een middelgroot paard fokken dat ook in de landbouw en als rijpaard voor volwassenen kon worden gebruikt. Net als de andere Welsh types, komen Welsh Pony Cobs voor als schimmels, bruine, vossen en zwarte paarden. Ook wildkleur en palomino’s komen voor, alleen pinto’s zijn ongewenst. Ze hebben een veel robuuster lichaam en sterkere gewrichten dan Welsh-A-pony's en kunnen daarom zonder problemen door volwassenen worden bereden. Andere karakteristieke kenmerken zijn de meloenvormige bilpartij met goed behang. Sommige dieren kunnen ook een licht behang aan de benen.
Last but not least zijn er nog de Welsh Cobs, die met een stokmaat van 1,37 tot 1,55 meter al tot de kleine paarden behoren. Een pony van sectie D lijkt meer op een paard dan op een pony, dankzij zijn grootte. De combinatie van sterke bespiering en een erg sterk fundament maken dat Welsh Cobs er imposant uitzien. Vandaar de toepasselijke naam ‘Cob’, want ‘Cob’ is een term in het Welsh voor ‘klomp’ of ‘homp’. Dit krachtige, edele type paard is ontstaan door het kruisen van koudbloedpaarden, Spaanse paarden en koetspaarden van verschillende rassen. Toch heeft de Welsh-D enkele van de typische kenmerken van pony's behouden, waaronder het expressieve hoofd met een breed voorhoofd, brede neusgaten en grote ogen. De goedmoedige viervoeters zijn het meest geschikt als recreatiepaarden voor het hele gezin. Evenals hun collega's uit de andere rubrieken maken ook zij indruk door hun veelzijdige inzetbaarheid in zowel de ruitersport als de dressuur.